In mijn Nationaal Snack Handboek dat enkele jaren geleden verscheen, barst het van de fantasierijke snacknamen. Niet alleen uit onze tijd, maar ook uit vroeger jaren. Mijn favoriet is de flauwekul.
Joodse straatventers uit Oost-Europa leverden een belangrijke bijdrage aan de Amsterdamse, en dus Nederlandse, eetcultuur. Vooral veel zure snacks danken hun populariteit aan deze straatverkopers. Zo hebben we aan hen zure augurken en zure Amsterdamse uien te danken. Maar ook de zure bom. Zure bommen in glazen potten op de vitrine; het was vijftig jaar geleden nog een standaardbeeld in veel cafetaria’s.
Een populaire straatsnack die de joden met hun handkarren in Amsterdam tot de Tweede Wereldoorlog aan de man brachten, was leverworst in het zuur. In de Mokumse volksmond is deze snack bekend als flauwekul. Waaraan deze naam te danken is, is onbekend.
Een lezer van NRC Handelsblad kan zich herinneren dat zijn vader in de jaren-1920 de flauwekul omschreef als “leverworst met een uitje”. Een woordenboek omschrijft flauwe kul (los van elkaar geschreven in dit geval) als volgt: “bijvoorbeeld een stuk worst, door dronken lieden gegeten om zich te ontnuchteren”. Het woord “kul” is een afgeleide van “testiculum” ofwel teeltbal ofwel scrotum.
Ubel Zuiderveld
Foodservicewatcher, vakdeskundige in de consumptie buitenshuis. Sinds 1991 publiceert hij bovendien boeken en artikelen over de frituurcultuur.